In de eerste helft van de veertiende eeuw is de toren gebouwd van stenen, gebakken in de veldovens op de uiterwaarden. In de tweede helft van de veertiende eeuw wordt de van oorsprong houten kerk uit de dertiende eeuw, afgebrand in 1273 en weer opgebouwd, afgebroken (de daklijn is nog zichtbaar in de kerk tegen de toren). De houten kerk wordt vervangen door het schip en het koor, opgetrokken in steen, precies in de oost-west lijn en tussen het schip en het koor een triomfboog, waaronder het altaar was geplaatst.

Het noorder en zuider transept zijn in de vijftiende eeuw toegevoegd. De rooms-katholieke kerk was gewijd aan de Heilige Martinus. Tijdens de reformatie, die geruisloos verlopen is, is de kerk ontdaan van alles wat herinneren kon aan de vroegere Roomse eredienst, in het koor zijn nog enkele nisjes aanwezig waar beeldjes van de Madonna of van heiligen gestaan hebben. In 1852 moet in de noordmuur een deur zijn aangebracht. Bij de restauratie in 1954 werd een stukje muurschildering in het koor aangetroffen en zorgvuldig behouden.

Het Schuttersbord in het noorder transept is geschilderd in 1692. De veertien schutters staan met namen en hun huismerken vermeld. 

hetschuttersbord  
Het schuttersbord in de noorderbeuk.  

 

Tegen de noordwand van het koor hangt een rouwbord van Reinoud van Brederode, vader van de ’geus’ Hendrik van Brederode, overleden in 1633.

Het in 1791 door Strümpfler gebouwde orgel is een geschenk van de ambachtsheer van den Berg. De frontpijpen zijn in 1956 vernieuwd, enkele nieuwe registers ingebracht. Het orgel, nu tegen de toren geplaatst, stond tot de restauratie 1954-1958 boven de zuiderbeuk, tegenover de herenbank tegen de buitengevel van de noordermuur. Meer over de historie van het orgel kunt u hier lezen.

De genoemde herenbank was een produkt van de grote verbouwing in 1852. Het koor werd afgesloten met een enorm houten schot, waarachter de consistorie gebouwd werd. De twee traveeën van het schip naast de toren werden ook afgescheiden met een wit bekalkt schot om een opslagruimte te krijgen. Het bestaande meubilair werd vervangen door geschilderde vurenhouten banken, nadat over de oorspronkelijk hardstenen vloer, zand was gestort met een nieuwe vloer. De eikenhouten preekstoel in Louis XVI-stijl met tuin kreeg een schilderbeurt in 1860. Tegen de zuiderbeuk werd een hok getimmerd voor de stoven, de turf en het schoonmaakmateriaal. Voorzover de ramen niet werden dichtgemetseld, werden deze bezet met houten (z.g. franse) ramen, voorzien van goedkoop vensterglas. De vier koperen kronen werden behouden. De buitenmuren werden aangesmeerd en wit gekalkt. De steunberen tegen de noorderbeuk werden weggehaald omdat ze hinderlijk waren voor de Kortenhoevenseweg. 

In de dertiger jaren groeide het inzicht dat het kerkgebouw een onwaardige plaats van samenkomst was geworden, maar de hardheid der crisisjaren remde afdoende maatregelen. In 1939 werd het buitenstucwerk zo goed mogelijk verwijderd en binnen werd wat noodzakelijk onderhoud verricht.

In 1952 werd het herstel urgent toen bouw- en woningtoezicht het gevaar van instorting ontdekte en tot sluiting adviseerde. Een onmogelijke situatie, waarin voorzien werd door onderstempeling van de trekbalken en de triomfboog, die verplaatst was naar de overgang tussen het schip en de transepten. De restauratieplannen werden in snel tempo uitgewerkt door ir. J.B. Baron van Asbeck, subsidies werden aangevraagd bij en toegezegd door rijk, provincie en gemeente.

RestauratieHerv.Kerk1954 1958005   RestauratieHerv.Kerk1954 1958021
Voor de restauratie van 1954.

 

Op 18 oktober 1954 begon de fa. Woudenberg & Zn. uit Ameide aan de restauratie. Er werd begonnen met het vernieuwen van de eikenhouten trekbalken. De twee enorme houten schotten werden gesloopt. De consistorie in het koor kon natuurlijk niet gehandhaafd blijven; er werd een consistorie met daarboven een catechesatiekamer in de stijl van de kerk aangebouwd. Het houten tongewelf werd schoongemaakt, hersteld en blauw geschilderd. Dichtgemetselde ramen gingen weer open en alle ramen werden uitgevoerd in oud-Hollands glas in lood en brons met Gobertanger natuursteen. De triomfboog keerde terug naar de overgang tussen de transepten en het koor.

Triomfboog koor  
De triomfboog vanuit het koor van de kerk.  

 

Het orgel verhuisde naar een nieuwe galerij tegen de toren. De preekstoel met de tuin in Louis-XVI stijl werd grondig van verf ontdaan zodat het warme eikenhout weer zichtbaar werd. Het vurenhouten meubilair werd afgevoerd, waarna de vloer weer tot het oorspronkelijke peil kon worden verlaagd. De grafstenen, gelegd tussen 1616 en 1739, voorzover nog behoorlijk gaaf, werden in het koor gelegd. Van hardstenen tegels werd een vloer gelegd, waarop door de plaatselijke timmerman H. Stravers eikenhouten banken werden geplaatst. De verwarming werd zo onopvallend mogelijk in moderne stijl uitgevoerd; hete lucht verwarming op olie. Ook de verlichting werd op peil-1958 gebracht, zij het dat de kronen weer hun plaats kregen en voorzien werden van waskaarsen, die op hoogtijdagen werden ontstoken. De waskaarsen zijn later vervangen door kaarslampjes. Het danig verweerde Schuttersbord werd opnieuw geschilderd. Op 27 februari 1958 kon het kerkgebouw in al zijn glorie weer in gebruik worden genomen. In de loop der jaren vormde zich het beruchte salpeter in de gestucadoorde kerkmuren. In 1979 hebben vele vrijwilligers bikwerk verricht. De muren van het koor, de twee beuken (transepten) en de(toren)muur ter plaatse van het orgel werden tot aan de onderkant van de tongewelven opnieuw gestucadoord. De lange muren van het schip werden tot aan de afzaten (uitstekende rand die ter hoogte van de schuin omlaag lopende neggeafwerkingen onder de raampartijen over de gehele lengte is aangebracht) vernieuwd.

Rondom de kerk werd een drainage-systeem aangelegd. Om energie te besparen werd tevens over het tongewelf een isolatiedeken gelegd.